Dik, lelijk, arm, dom.
Ome Piet? Daar lach je om.
Zijn vetzucht werd door Kees verweten
Lelijk zijn was Anna’s gram
De armoe werd breed uitgemeten.
Zijn domheid was de grief van mam.
Piet vroeg zich af: ‘Zou het zo wezen?
Wat ze zeggen, is dat waar?
Ik bén niet mooi, ik kan niet lezen,
Ik heb niet veel en ben wat zwaar.
Zo heeft men hem dan aangeleerd.
Het vulde heel zijn brein:
Ik word niet echt geaccepteerd,
Ik moet toch anders zijn.
Hij torste jarenlang zijn kruis
En richtte zich op ‘buiten’
De levensvreugd verdween uit huis,
Hij kon zich niet meer uiten.
Wat zou het fijn zijn, beste vent,
Als jij eens zou beginnen
Na te gaan hoe rijk je bent.
Jazeker Piet, van binnen.
Als je niet steunt op de mensen
Maar op het besef: ik kan het aan.
Zul je leren dat je wensen
krachten zijn die groeien gaan.
Dik, lelijk, arm, dom.
Ome Piet? Daar lach je om.
Maar…. Hij heeft ogen om te kijken
En voeten om te staan.
Daarom zal hij niet bezwijken
Als hij weer alleen moet gaan.
Dik, lelijk, arm, dom.
Ome Piet? Daar lach je om.
Alles wat de mensen zeiden
Was een waarheid als een koe.
Maar waar we Piet nu om benijden
Daaraan komen zij niet toe.
Deel het nu met vrienden zodat zij ook de dag goed kunnen beginnen!